Helaas vragen nog steeds veel baasjes (met de beste bedoelingen) om hun kat te laten ontwollen. Toch is ontwollen een échte no-go! Lees hier waarom.
Eerst en vooral is het belangrijk om te weten dat kattenhaar gemaakt is om los te laten. Dat is voor de kat heel handig tijdens een gevecht of als ze bijvoorbeeld door een struik met stekels loopt. Wij als mens zouden blijven hangen, maar poeslief merkt hier niets van. Dat een kat haar haren kan offeren betekent dus dat je met gemak bergen haar uit de vacht kan halen. Maar dat betekent natuurlijk niet dat het haar er uit moet!
Vele baasjes denken dat je bij ontwollen enkel de dode haren verwijdert en je daarna geen last meer hebt van haren in huis. Maar in werkelijkheid worden alle wolharen van de kat uit de vacht gehaald. Ook haren die nog niet klaar waren om los te laten. De vacht wil zich na het ontwollen zo snel mogelijk herstellen met als gevolg dat het nieuwe haar slechter is van kwaliteit, doffer van kleur en poreuzer van structuur. Dat zorgt er op zijn beurt voor dat het haar klitgevoeliger wordt en sneller opnieuw uitvalt. Met andere woorden: de kat komt in een soort van ‘permanente rui’ terecht en bezoekjes aan de trimmer volgen elkaar steeds sneller op.
Door alle wolharen uit de vacht te halen, vallen ook alle functies van die wolharen weg. Wolharen beschermen de huid tegen UV en andere schadelijke invloeden van buitenaf. Verder staan ze ook in voor de zweet- en talgdistributie. Na het ontwollen voelt de vacht dan ook klam en vettig aan doordat zweet en talg niet meer opgevangen kunnen worden. Ook voor de temperatuurregulatie zijn de wolharen onmisbaar. In de winter houden ze de kou buiten en in de zomer de warmte. Wolharen doen ook dienst als bescherming van de kattenhuid, die vol goede bacteriën zit. Als deze weg zijn, krijgen schimmels meer kans om naar binnen te dringen.
Kortom: het ontwollen van een kat neem de bescherming van de huid weg, maakt hen gevoeliger voor ziektes en zorgt ervoor dat de kat in een ‘permanente rui’ terechtkomt.